Holen van zoogdieren
Veel dieren maken gebruik van holen. Denk hierbij aan dassenburchten, of holen in bomen gemaakt door spechten. Soms worden holen die gemaakt zijn door het ene dier, weer hergebruikt door een ander dier. Denk bijvoorbeeld aan boommarters die gebruik maken van een holte gemaakt door een zwarte specht.
Om holen te kunnen determineren zijn er een aantal dingen waar je op kunt letten. Ten eerste is er het specifieke gedrag van het dier dat het hol heeft gemaakt. Zo laat bijvoorbeeld een bosmuis een heleboel zand voor zijn holletje liggen, terwijl een veldmuis dit niet doet.
Het tweede kenmerk is de grootte en vorm van het lichaam van het dier dat het hol graaft. Een dier, zeker een dier wat veel gegeten wordt, maakt geen holletje groter dan zichzelf. Want dan maakt het roofdieren makkelijker om hem achterna te zitten tot in het hol. Vaak heeft een holletje van een muis een scherpe bocht vlak na de ingang. De muis weet dat, maar het roofdier niet. Deze moet dat eerst nog zien en vervolgens daarop reageren. Dit geeft de muis een voordeel, want zo heeft deze meer tijd om te ontkomen.
Het derde kenmerk is de locatie van het hol. Zo heeft een bever een andere voorkeur dan een das. Ook dit is een kenmerk waaraan je uiteindelijk de maker van een hol kunt determineren. In deze les gaan we het hebben over verschillende typen holen en hoe je ze kunt determineren door te letten op deze drie kenmerken. We beginnen met muizen.
‘Muizen’
We maken er in de Nederlandse taal soms een rommeltje van. Ooit hebben we bepaald dat een heleboel kleine zoogdieren ‘muizen’ genoemd werden en de iets grotere ‘ratten’. Maar logisch, of wetenschappelijk, is dat niet. Onder de muizen zijn al vijf verschillende soorten zoogdieren. Zo is een spitsmuis zelfs geen knaagdier, maar een insecteneter, net zoals de egel en de mol dat zijn. Spitsmuizen lijken met hun lange spitse neus en kleine oogjes ook op een mol.
Een veldmuis behoort tot de woelmuizen. Dat zijn rustig bewegende muisjes met een korte neus en kleine oortjes, een beetje het model cavia. De bos- en huismuis behoren tot de groep ware muizen. Dat zijn de muizen met grote schelp-oren en een lange spitsere snuit. Ware muizen zijn doorgaans erg beweeglijk en hebben een voorkeur voor galop. Woelmuizen houden het meestal bij stap en draf. Slaapmuizen en vleermuizen tenslotte maken geen hol en daar gaan we hier dan ook niet verder op in.
Bij ‘ratten’ is het Nederlands al even onduidelijk als bij muizen. Muskusrat en woelrat behoren tot de woelmuizen, net zoals de veldmuis van hierboven. En de zwarte en bruine rat zijn ware muizen, net zoals de huis- en bosmuis.
Elke muizensoort heeft vaak zijn eigen typische kenmerken waarop sporen te determineren zijn. Het is dus belangrijk dat je weet tot welke groep het dier behoort.
Bekijk de video hieronder over het determineren van verschillende soorten muizenholletjes.
Overige holen in de grond
Ook bij andere dieren is het goed om te letten op sporen van kenmerkend gedrag, de vorm en grootte van het lichaam van het dier en de locatie van het hol. Dit laten we zien aan de hand van holen van dassen, bevers, konijnen en vossen.
Dassenburcht
Bekijk de video over dassenburchten.
Beverburcht
Bekijk de video over beverburchten.
Konijnenburcht
Bekijk de video over konijnenburchten.
Vos

Op de foto een hol van een vos. Vossen graven holen vooral voor de voortplanting. Een moertje heeft meerdere holen waartussen ze kan wisselen. Holen van hondachtigen zijn hoger dan breed, dit is anders dan bij dassen. Ook is het hier goed om op de nagelsporen te letten. Honden kunnen de poten niet draaien, je zult dus geen zijwaartse nagelsporen kunnen vinden in een hol gegraven door een hondachtige.
Hergebruik
Dieren zijn ook graag lui. Ze maken gebruik van elkaars holen als dat zo uitkomt. Bekend is dat vossen gebruik maken van een dassenburcht. Soms is dat van een weinig gebruikte vluchtpijp, maar soms ook gewoon op een burcht die tegelijkertijd bewoond wordt door een familie dassen. Let daarom goed op aanvullende sporen, zoals prenten op de stortberg, om te zien wat er allemaal in een burcht woont.

Soms moet je wel erg scherp zijn. Je zou het niet verwachten, maar mijn wildcamera loog niet. Hierboven zie je een das die in een beverburcht woont! Dit was in een uiterwaard langs de IJssel. Het waterniveau in die rivier kan sterk dalen. In een droge zomer kwam een beverburcht droog te liggen. Zó droog, dat ik er voor zeker twee weken een das gebruik van zag maken.