Site Overlay

Evolutie van voetvormen

Evolutie van voetvormen

Prenten vertellen je een heleboel over het dier, of het een roofdier of planteneter is bijvoorbeeld. Raar maar waar, de verre voorvaderen van zowel de wolf als de ree met zijn hoeven, hadden oorspronkelijk dezelfde voetvorm. In deze les leggen we deze verschillen uit en lichten toe hoe deze evolutionair zijn ontstaan.

Zo’n 200 miljoen jaar geleden bestonden er onder de zoogdieren alleen zoolgangers. Zoolgangers lopen net als wij mensen op de gehele onderkant van de voet, van de hak tot en met de vijf tenen. Ze hebben kortere benen en maken met een groot oppervlak contact met de grond waardoor ze zich langzaam voortbewegen. Bij de voorvoet drukt het polskussen altijd af en bij de achtervoet het hielkussen.

Toen het ene type zoogdier het andere ging opeten, ontstonden er andere voet- en beenvormen. De planteneters die moesten vluchten voor roofdieren ontwikkelden zich tot teengangers. De benen werden langer waardoor veel meer snelheid per afzet behaald kon worden. Teen 1 verplaatste zich naar boven, of verdween geheel waardoor er op minder oppervlakte contact was met de grond. De dieren gingen vóór op de voet lopen, net zoals wij doen als we een sprint maken. Het gewicht staat dan op de middenvoet en de tenen. De middenvoetsbeentjes die omhoog gingen staan werden langer waardoor de totale lengte van het been toenam. Dit alles kwam de snelheid ten goede. Ook de wolf heeft zich ontwikkeld tot een teenganger, om zijn prooi in te kunnen halen.

Bij teenspitsgangers is het zelfs nog verder geëvolueerd, de dieren lopen nu geheel voorop de tenen. De tenen 2 en 5 staan hoger en iets achter het been en worden de bijhoeven genoemd.  Die drukken bij sommige dieren zoals het wild zwijn vaak af, maar bij andere dieren zoals het ree en edelhert slechts in bepaalde omstandigheden. De ultieme evolutie vinden we bij de onevenhoevigen. Deze lopen slechts op teen 3. Het paard is daar een voorbeeld van. Teenspitsgangers hebben het voordeel dat hun benen optimaal verlengd zijn waardoor ze veel snelheid kunnen behalen. De nagels zijn inmiddels ontwikkeld tot hoeven die veel grip geven op de bodem.

Wilde zwijnen lopen op tenen drie en vier. Tenen twee en vijf staan hoger op het been en drukken onder bepaalde omstandigheden af.

Wolven jagen in roedels waarbij ze achter hun prooi aandraven totdat deze uitgeput is. De aanwezige nagels helpen bij de grip op de grond. De evolutie voorziet in alles.